|
Het Kunstenaarschap is een Vloek
Wat bezielt performancekunstenaar Danny Devos? Danny Ilegems in Knack, Wednesday 31st August 2016, Belgium. | |
Al bijna vier decennia lang voert Danny Devos zijn eenzame eenmansguerrilla. Als performancekunstenaar is hij ondertussen een internationale merknaam, zij het in zeer beperkte kring. Sinds 1979 volvoerde hij meer dan 160 performances in meer dan 40 steden in 12 landen. Zijn favoriet werkmateriaal daarbij is zijn eigen lichaam, plus enig gereedschap om het op de proef te stellen: scheermessen, figuurzagen, hangsloten, touw. Af en toe vloeit er bloed, bijna altijd weerklinkt er oorverdovende, angstaanjagende muziek. Industriële noise is de naam van het genre. Soms is er publiek, soms niet. Met name niet wanneer hij zich naakt neervleit op de plekken waar seriemoordenaars hun slachtoffers hebben gedumpt en daar gauw een foto van zichzelf neemt. Moord en terreur zijn z’n favoriete onderwerpen, seriemoord zijn specialiteit. In Club Moral, het kunstcollectief annex noiseband dat hij begin jaren tachtig oprichtte met zijn vrouw Anne-Mie Van Kerckhoven, aka AMVK, aka de belangrijkste kunstenares van België, had hij een tijdlang wél een paar medestanders, onder wie de muzikanten Mauro Pawlowski en Aldo Struyf en de schrijver Paul Mennes. De jongste jaren stelt DDV onregelmatig tentoon. Vandaag timmert hij een installatie in elkaar die vanaf begin september te zien zal zijn in Galerie Annie Gentils in Antwerpen. Het is een reusachtig, driekamervullend, houten gevaarte op 16 wielen, dat traag heen en weer beweegt over het hele gelijkvloers van de galerie. De toeschouwers moeten naar binnen langs een wand vol vervaarlijk vooruitstekende pinnen – duivenpinnen, van het soort dus waarmee men verhindert dat duiven ongewenst op daken landen. Het publiek zal de ruimte maar mondjesmaat kunnen betreden en in rij langs de muren moeten schuifelen om de binnenkant van de constructie te kunnen zien. En de titel van de installatie is nog zo lieflijk: Lily & Rudy – porte bonheur. Ze is gebaseerd op een stapeltje liefdesbrieven, gekocht op een rommelmarkt. Tussen september 1949 en mei 1953 schreef Lily, een 16-jarig Frans meisje uit Valence, een vijftigtal brieven naar Rudy, haar Duitse geliefde van 23 die in Berlijn woonde. Zij was naaister, hij studeerde voor fotograaf. Haar familienaam was vermoedelijk Terzian, wat kan wijzen op een Armeense afkomst, de zijne is onbekend. Uit haar brieven kan worden afgeleid dat hij ze beantwoordde, maar die brieven bezit DDV niet. In de laatste brief meldt Lily dat ze zich, na vier jaar wachten en smachten, en ook wel onder druk van haar familie, heeft verloofd met een Armeense jongen. Dat is het. Twee jaar geleden maakte Devos een gelijkaardige, zij het nog veel grotere installatie (450m2) in Brugge: Picnic at Hanssenspark. Met hout, afgedankte meubelen, planten, bloembollen en grassen re-creëerde hij het idyllische Hanssenspark uit zijn geboortestad Vilvoorde. Wat is er in de luidruchtige duivelskunstenaar gevaren? Laat hij zich tegenwoordig inspireren door weemoedig verlangen, jeugdige romantiek en stil verdriet? Moeten de schuldigen, de moordenaars en de terreurzaaiers, de wurgers en de lijkenschenners die zijn oeuvre bevolken, stilaan plaatsmaken voor de volmaakt onschuldigen? DDV: “Vergis je niet. Picnic at Hanssenspark was, in mijn remake, een park bij valavond, wanneer het duister intreedt en het geritsel in de struiken onheilspellend wordt. Binnen die installatie hebben, niet toevallig, ook mijn werken over seriemoordenaars en mijn machinale sculpturen een plaats gekregen. En er was muziek waar je ongemakkelijk van werd. Dus de idylle was nogal verraderlijk. Bij Lily & Rudy is het idem. Eigenlijk is het een non-verhaal: een bundeltje liefdesbrieven dat ik bij toeval in handen heb gekregen, waaruit al de emoties opwellen die je kan verwachten bij een liefde op grote afstand: gemis, hoop en verlangen, pijn en smart. Maar in de woorden van Lily, een gewoon naaistertje van 16 jaar, klinkt dat allemaal nogal simpel: ik zie u graag, ik mis u en dat doet pijn. Het zijn zeker geen grote, lyrische, literair geformuleerde liefdesverklaringen. Wat doe ik daarmee? Wel, net zoals bij de seriemoordenaars probeer ik mij in te leven in het personage. Ik doe eigenlijk aan profiling van een meisje dat 16 was in 1949 en liefdesverdriet had. En daar maak ik dan een tamelijk abstracte installatie van, die bestaat uit een serie beelden, geluiden en, euh, situaties. Tegenwoordig noem ik mezelf trouwens een abstract expressionist. Mijn werk bevat een aantal figuratieve, herkenbare elementen, maar het is toch vooral een reeks associaties waar ik weinig uitleg bij geef. Omdat er geen uitleg is, of omdat ik die liever aan uw en mijn verbeelding overlaat. “Worden mijn personages steeds onschuldiger? Dat denk ik niet. Schuld of onschuld is een moreel of maatschappelijk oordeel van buitenstaanders, voor die figuren zelf speelt dat helemaal niet. De Schotse seriemoordenaar Dennis Nilsen was een heel romantische ziel. Hij schreef gedichten en maakte tekeningen, maar hij was vooral heel eenzaam. En hij had verlatingsangst. Telkens wanneer hij op café iemand wist te overhalen om met hem mee naar huis te gaan, wou hij dat die nooit meer wegging. Om dat te voorkomen wurgde hij zijn slachtoffers, zodat ze in zijn zetel bleven zitten. ’s Avonds keken ze dan samen tv, of ze beluisterden muziek – Nilsen en een lijk met een koptelefoon op. Tot het begon te stinken, dan moest hij er vanaf zien te geraken. Hij hakte zijn slachtoffers in stukken en stookte ze op in de tuin, of hij kookte ze en spoelde ze door de wc. Maar voor Dennis Nilson begon elke moord dus met een diep verlangen naar menselijk contact. Misschien was dat wel even diep en oprecht als dat van Lily uit Valence, en zijn wanhoop en pijn even groot. Wat als Lily haar Rudy had kunnen opsluiten in een kelder? En wat is er daarna van haar geworden? Is ze getrouwd met die Armeniër? Is ze ooit gelukkig geweest? Of heeft ze zich een paar jaar later verhangen omdat ze haar Rudy niet kon vergeten?” Het grootste deel van uw werk is een onderzoek naar pijn en hoe die te verdragen. Alles lijkt te draaien om lijden, uithouding, volharding. Waar komt dat vandaan? DDV: “Bij de performances waarin ik een pijngrens opzoek, is het nogal duidelijk: dat gaat over de pijn van het zijn. Over hoe moeilijk het is te leven, als kunstenaar. Al van voor ik kunst maakte was dat mijn levensgevoel: het leven is lastig, allesbehalve een cadeau. Ik ben van de punkgeneratie, hè. No future was niet alleen onze lijfspreuk, maar ook onze overtuiging. Ik ben geboren in Vilvoorde, een industrieel rampgebied, en volwassen geworden in de jaren 70, een tijd van economische rampspoed. Toen ik jong was had ik voor mezelf een levensverwachting van 45 jaar. (lacht) Dat was een groot probleem toen ik 45 werd. De onweerstaanbare drang hebben om kunst te maken, dat klinkt romantisch, maar dat is het niét. Het kunstenaarschap is een vloek, geen zegen. Onder het kunstenaarschap ga je gebukt. Het is geen vrijheid maar een vorm van gevangenschap, want het laat je nooit los. Niet overdag en niet ’s nachts. Een hobby: heb ik niet. Vrije tijd: heb ik niet. Rust: ken ik niet. En geld verdien ik ook al niet, want niemand wil een werk over seriemoordenaars aan zijn muur hangen. Ik werk als arbeider om kunst te kunnen maken. Vergelijk het gerust met iemand die een zware alcoholverslaving heeft en daar niet vanaf geraakt.” Als je naar de werkelijkheid van vandaag kijkt: IS, shootouts, de escalatie van misselijkmakend, schijnbaar willekeurig geweld in alle hoeken van de wereld, heb je dan iets aan al het studiewerk dat je verricht hebt naar serial killers en terroristen? DDV: “Ik heb geloof ik wel wat vakkennis opgedaan, ja. Ik ben mij gaan interesseren voor seriemoordenaars omdat ik sommigen van hen, euh, wel creatief vond. Ik zag ook analogieën met de kunst. Klassieke seriemoordenaars zoals Jack The Ripper of de Wurger van Boston hadden elk hun eigen stijl, een beetje zoals Picasso, Brancusi of Modigliani een duidelijk herkenbare, eigen signatuur hadden. Ik heb lang gecorrespondeerd met Michel Bellen, de Wurger van Linkeroever. Hij is het schoolvoorbeeld van de motiefloze moordenaar. Zoals ik het prototype van de motiefloze kunstenaar ben. Hij was in de jaren zestig een nozem, ik was in de jaren zeventig en tachtig een punker. Eén van zijn bekende uitspraken is: ik heb geen spijt, ik haat de mensen. Dat was precies wat ik voelde in de jaren zeventig. Daarom deed ik agressieve performances en maakte ik agressieve muziek. Dat zat allemaal verdacht dicht bij elkaar. Hij heeft moorden gepleegd en ik heb gewelddadige performances gedaan. Als je dat even los probeert te zien van goed en kwaad, is het zelfs krek hetzelfde. Hij zit nu in een beveiligde omgeving waar zijn onweerstaanbare drang tot moorden niet meer tot uiting kan komen. En ik zit nog steeds gevangen in het kunstenaarschap.(lacht)” “Wat we vandaag zien gebeuren zou ik de terreur van de smartphonegeneratie noemen. Nietige individuen, kleine, vaak niet al te snuggere criminelen, voelen zich plots geroepen om hun steentje bij te dragen tot de jihad. Dat kan ook, omdat terreuraanslagen niet zo bijster veel voorbereiding, organisatie of vakkennis meer vereisen. De informatietechnologie heeft dat poepsimpel gemaakt. Je moet niet meer aan conventionele, laat staan aan gesofisticeerde wapens zien te komen. Je hoeft geen militaire training meer te volgen. Met een handleiding van het internet kan iedereen kan een bom maken. Iedereen kan een vrachtwagen huren en ermee in een menigte mensen rijden. Met relatief gemakkelijk verkrijgbare ‘wapens’ kan om het even wie tientallen mensen de dood injagen. En ze kunnen alles zelf filmen met hun smartphone en delen met de wereld. De moderne terrorist is een vrijwiller en een doe-het-zelver. En een kamikaze bovendien, wat ongetwijfeld zijn meest dodelijke eigenschap is. Ik vergelijk het soms met Wikipedia, waar iedereen zijn kleine steentje kan bijdragen aan de grote boom der kennis. Het zijn geen universiteitsprofessoren die dat doen, maar gewone, schijnbaar onbetekenende nerds. Er is één groot verschil: bij Wikipedia is er nog een vorm van kwaliteitscontrole, die nerds controleren en corrigeren elkaar. Bij IS lijkt die er niet te zijn. Iedereen mag meedoen. Daarom denk ik dat het kalifaat gedoemd is om ook zichzelf roemloos te vernietigen.” Nagenoeg al jouw werk zegt: dit is niet om te lachen, dit is bittere ernst, op leven en dood. Toch moet ik er vaak om lachen. Bijvoorbeeld wanneer je jezelf laat fotograferen als een lookalike van Lee Harvey Oswald, Andreas Baader of Ulrike Meinhof. Mag het? DDV: (lacht) “Kijk, wat ik doe is zeker niet humoristisch bedoeld, maar het draait daar soms wel op uit. Dat heeft te maken met de middelen die ik gebruik. Bij mij wordt alles zo snel en zo goedkoop mogelijk afgewerkt; dure materialen kan ik mij gewoon niet permitteren. Door aan de ene kant zo ernstig te zijn, inderdaad op leven en dood, megalomaan bijna, en het dan zo sjofel uit te voeren, wordt het komisch. Er kleeft onvermijdelijk ook iets van dat typisch Belgisch surrealisme aan mij. Het kunstenaarschap is een vloek, de kunstenaar is verdoemd, dat meen ik serieus. Maar gelukkig kan ik er af en toe zelf om lachen. Anders zou ik vast en zeker de keuze hebben gemaakt om niet ouder te worden dan 45.” | ||
More info on the Web | ||
Related solo exhibitions: Lily & Rudy |